*
Ik heb mensen zien bewegen. Ze liepen door gebouwen, door ruimtes. Ze dronken wat, ze bekeken vertrekstaten. Ze wachtten, hadden vaak geen keuze dan wachten. Anderen spurtten naar buiten, of kropen over de vloer om vitrines te poetsen. Veel van de gebouwen (dus zelfs als de vloer glansde) hadden hun beste tijd gehad.
De eigenaar van de gebouwen probeerde daar iets tegen te ondernemen. Soms was het succesvol; soms bleef het bij een mooie belofte, soms kwam geen mens ook maar zover. Nu ja, misschien op dat moment nog niet. Maar wel waren er herinneringen: aan grootse dagen van industriële ontwikkeling en enorme arbeidersstromen op weg naar het werk.
De gebouwen waren stations, in Duitsland; in Noordrijn-Westfalen. Keer op keer werden zij in 2012 en 2013 door mij bereisd. Ik bezocht ze meestal overdag; minstens omdat ik dan makkelijk op één dag heen en weer kon. Maar ook vanwege de leegte die de gebouwen dan kunnen vertonen (hoewel niet altijd), de verlorenheid van wat zich in hen afspeelt. Alsof niemand nog werkelijk geloven kan in het spoor. In de biotoop van voorlopigheid.
—
Bovenstaande tekst is een fragment uit de inleiding van de boekuitgave Biotoop Bahnhof die dit jaar zal verschijnen bij Mauritsheech.
—
Twee tentoonstellingen:
juni 2015: Poetry International, Rotterdamse Schouwburg
november 2015: SchauRuhm, Düsseldorf