Minstens een tijdje 1


Een goede vier jaar lang heb ik het meegemaakt, met enige regelmaat.
De laatste vier, vijf dagen heb ik er al aan weten te ontkomen. Ik stel vast, dat een zenuwachtigheid van me af glijdt. Het is alsof ik weer in de werkelijkheid begin te leven. Alsof de dingen, de ervaringen, de ontmoetingen weer hun eigen vorm aannemen. Alsof niet alles wat je ziet, binnen een mum weer kan worden afgelost door iets anders, omdat iemand anders dat voor mij bepaald heeft. De ogen raken niet meer onderworpen aan de constante vloed van andermans ingevingen. Vier jaar lang steeds meer voorkeuren, interesses, snedige opmerkingen, bevindingen onderweg of thuis, ziekteverschijnselen, muziekjes en muzieken, filmfragmenten, gedigitaliseerde kunstwerken … kortom, u snapt het al: ik ben al een paar dagen niet meer op Facebook geweest.

Het is een verademing.
Niets ten nadele van mijn vrienden aldaar. Zij kunnen het ook niet helpen, en laat ze vooral verder gaan met hun genoegen, maar ik kan er zelf (minstens nu) niet meer tegen. Ironisch wellicht: ooit zei mij iemand, welwillend, dat hij zich in de toekomst een ziektebeeld kan voorstellen, geheten de Hüsgen-psychose, teweeggebracht door de constante stroom van beelden in mijn poëzie. Zelfs ik blijk niet bestand tegen de technologische pendant ervan. Al zijn de verschillen, zo houd ik mij voor, natuurlijk levensgroot. In de tekst, het gedicht, is er in elk geval de ene stem die de zaak aan elkaar praat, met eventueel een onderliggende bedoeling, of zekere mate van richting, en altijd de belofte van een eindpunt: de laatste pagina, de laatste regel. Op Facebook is daar geen sprake van. Facebook is oneindig en wil steeds oneindiger worden. Facebook als sensorisch verschijnsel is ook helemaal niet geïnteresseerd in de individuele postings. Facebook vaagt het belang van elke posting meteen weer weg ten faveure van een andere, en hoe gevarieerder van opbouw je vriendenkring, hoe groter de kans dat de postings ook niets met elkaar te maken hebben.
Nu ja, dat wil zeggen: op den duur wordt het voorspelbaar. Bij bepaalde actualiteiten kun je op je vingers natellen, dat Facebook binnen de kortste keren overloopt van berichten in die richting. Ik heb het niet gecontroleerd, maar het afgelopen weekend werd ik toch enigermate bezocht door het vermoeden, dat Facebook dichtgespijkerd zou zitten met clips over de zangeres van een van de meest vervelende songs die ik ooit heb gehoord. Erg genoeg, dat ik een week of twee in de supermarkt mocht vaststellen, dat menig klant achter zijn winkelwagen ‘I will always love you’ uit zijn hoofd bleek te kennen, toen dit lied van mevrouw W.H. als muzak door de winkel schalde. Nee, zo dacht ik, geen Facebook nu, geen Facebook, zeker niet… Niet weer keer op keer W.H…

De voortdurende vloed is hypnotiserend, werkt verdovend. Je bent al bijna blij, als je je daarbij ook nog eens aan iemand kunt ergeren, en die ergernis wordt eens te meer uitgelokt doordat postings nu eenmaal kort zijn: ze moeten immers binnen het maximum aantal tekens van de status-update passen. Dat leidt niet altijd tot even afgewogen opvattingen. Voor je het weet, kun je je alleen maar verweren door zelf even weinig afgewogen te raken. En dan nog die vrienden van vrienden, die je zelf nooit zou toelaten op je account, maar die wel bij die vrienden zich over zus of zo uitlaten op een manier waardoor je eens te meer weet dat je ze nooit wil toelaten, maar verdomd, nu moet je zelfs een houding zien te vinden tegenover hun opvattingen of kromme redeneringen of platvloersheden of al die andere mogelijke ergerlijkheden die een mens je kan aandoen.

Nee, ik kan het (minstens voor een tijdje) niet meer verdragen. Een Duitse televisiedocumentaire over het bedrijf schoot me daarbij nog eens te hulp. Toen Mark Zuckerberg mededeelde, dat mensen nu eenmaal alles met elkaar wilden delen, en hij ons daarbij wilde helpen, dacht ik: ‘Ach, balletje, bemoei je niet met mijn leven. Rot toch op met je afgedrage spijkerbroek, waarvan je er misschien wel 365 in de kast hebt hangen, doordat je mijn gegevens deelt met ik weet niet welke bedrijven allemaal.’ Dat eeuwige neerbuigende Amerikaanse vertoon van medemenselijke hulpvaardigheid hangt mij al grenzeloos de keel uit, zelfs als we er nog eens van afzien, dat daarmee mij volstrekt onbekende bankrekeningen worden gespekt. Maar dat was niet het ergste.

Facebook afficheert zich graag als de maatstaf voor wederzijdse transparantie wereldwijd. Algemeen in de maatschappij weerklinkende eisen aan pakweg het bankwezen lijken er mede door geïnspireerd. Facebook laat echter nauwelijks in de eigen keuken kijken. Probeert ook consequent onder Europese privacy-wetgeving uit te komen. De documentaire toonde bovendien de woordvoerder van Facebook Europa: hij sprak graag met peptalk een ambtelijk gezelschap toe, maar mocht niet worden geïnterviewd.

Ondertussen is dit het bedrijf, dat straks bij beursnotering nog wel eens het meest lucratieve aller tijden zou kunnen worden. De hele wereld levert zich uit aan deze moloch. Nooit eerder in de geschiedenis, zo dunkt mij, had één enkel bedrijf zoveel macht over zoveel mensen. En dan te bedenken: de documentaire toonde ook, hoe minstens in Duitsland politie en geheime diensten al samenwerken met Facebook in het verzamelen van persoonsinformatie. Ze hadden het welbeschouwd nooit makkelijker. Om over de mogelijkheden van profiling op voorhand nog maar te zwijgen.

Aardig is nog het volgende. Onder andere op Facebook kwam ik nog wel eens boze opmerkingen over de enge machinaties van investeringsbank Goldman Sachs tegen. Hoe dat ook zijn moge, het blijkt dat juist dit bedrijf een van de voornaamste financiers van Facebook is. Het toont maar weer eens de machteloosheid van veel modern protest, voor zover geuit tussen de vrolijke klauwen van Facebook.

Maar dat soort algemene perspectieven interesseert mij minder dan de rust die ik win door minstens een tijdje afwezig te zijn.


Een gedachte over “Minstens een tijdje

Reacties zijn gesloten.